De paardentram van Zaltbommel

Al sinds 1869 reizen Bommelaren tussen de stad en het station. Het oorspronkelijke negentiende-eeuwse stationsgebouw lag een stuk zuidelijker dan het huidige station uit 1985. De reiziger moest de hele Stationsweg aflopen en een pittig stuk klimmen om het stationsplein te bereiken. Aan het begin van de twintigste eeuw moest men bijna 30 minuten uittrekken om van de binnenstad naar het station te reizen. In die periode groeide daarom de vraag naar een snellere reismogelijkheid.

In eerste instantie vond men een oplossing in de omnibus. Dit door paarden voortgetrokken rijtuig reed van het station naar de stad, maar was vaak volgeladen met post, goederen én reizigers, wat zorgde voor een onprettige reiservaring. De gemeente speelde daarom met het plan om de omnibus te vervangen door een paardentram. De tram reed een standaardroute over rails en had een grotere capaciteit. Na instemming van het gemeentebestuur legde men een tramspoor aan van het Stationsplein naar de Waterstraat, met een wissel op de Markt. Van daar liep een tweede spoor naar de Gamerschestraat. Bij het station en op de Omhoeken stond een remise voor de tramrijtuigen.

In 1910 reed de paardentram voor het eerst. Een kaartje kostte 10 cent en in eerste instantie was de tram een groot succes. Op het hoogtepunt vervoerde de tram bijna 55.000 personen in een jaar. Aan het begin van de jaren 1920 nam de populariteit echter af. De (onderhouds)kosten waren hoog en werden doorgerekend naar de reizigers. Er kwam bovendien concurrentie van een autobusdienst op hetzelfde traject. De bus was goedkoper, sneller en comfortabeler en leidde in 1923 tot het einde van de paardentram. De bel van de paardentram en het slot van de remise aan de Omhoeken zijn bewaard gebleven, net als enkele prachtige foto’s van de dienstdoende trams. De rails werd later opgebroken. Zaltbommel ging met zijn tijd mee.